Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025

Met de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 zijn de volgende maatregelen ingevoerd in de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de doorschuifregelingen aanmerkelijk belang (DSR ab):

  • aan derden verhuurde onroerende zaken kwalificeren niet voor de BOR en de DSR ab;
  • de doelmatigheidsmarge van 5% voor beleggingsvermogen in de BOR en de DSR ab is afgeschaft;
  • bedrijfsmiddelen die zowel privé als zakelijk worden gebruikt, kwalificeren slechts voor de BOR en DSR ab voor zover deze in de onderneming worden gebruikt;
  • de dienstbetrekkingseis in de DSR ab is vervallen;
  • er geldt een minimumleeftijd van 21 jaar voor de verkrijger bij schenking van een ab voor de DSR ab en voor schenking voor de BOR;
  • de volledige vrijstelling in de BOR geldt tot een goingconcernwaarde van € 1,5 miljoen. Daarboven geldt een vrijstelling van 75%;
  • de verwateringsregeling in de BOR en de DSR ab is verruimd door het laten vervallen van de eis dat een indirect belang ten minste 0,5% moet bedragen voor bepaalde familiesituaties;
  • de toegang tot de BOR is uitgebreid tot kleine aandelenbelangen als de schenker of erflater samen met familieleden een belang van ten minste 25% in een bedrijf houdt.
  • De eerste maatregel is per 1 januari 2024 in werking getreden. De maatregelen 2 tot en met 8 treden in werking op 1 januari 2025.

    Het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 bevat de volgende maatregelen in de BOR en de DSR ab:

  • de toegang tot beide regelingen wordt beperkt tot gewone aandelen met een minimaal belang van 5% van het geplaatste kapitaal;
  • de bezits- en de voortzettingseis in de BOR worden versoepeld. De voortzettingseis wordt beperkt tot drie jaar;
  • onbedoeld gebruik van de BOR op (zeer) hoge leeftijd wordt aangepakt;
  • een specifieke constructie met een bedrijfsopvolgingscarrousel wordt aangepakt;
  • de inwerkingtredingsdatum van de verruiming van de verwateringsregeling en de toegang voor kleine familiebelangen wordt gewijzigd van 1 januari 2025 naar een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip; en
  • het salderen van de schuld met de waarde van ter beschikking gestelde onroerende zaken en enkele wetstechnische verbeteringen.